Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer via een brief geïnformeerd over het breed moratorium. De datum van ingang is 01 april 2017. De belangrijkste aandachtspunten daarbij zijn:
– De schuldenaar moet zijn toegelaten tot gemeentelijke schuldhulpverlening;
– Alleen het College (of een door het College gemandateerde instelling) kan een moratorium aanvragen;
– Het moratorium is een ‘ultimum remedium’, wat betekent dat in het verzoek goed gemotiveerd moet worden dat het moratorium de enige manier is om een voor de schuldenaar stabiele financiële situatie te creëren, waarbij alle andere mogelijkheden om tot zo’n situatie te komen uitvoerig zijn onderzocht;
– De schuldenaar moet meewerken aan budgetbeheer. Als er sprake is van beschermingsbewind dan kan het budgetbeheer ook door de bewindvoerder uitgevoerd worden, maar hierover moeten schuldhulpverlener en beschermingsbewindvoerder afspraken maken die vastgelegd moeten worden in een plan van aanpak. Er kan niet worden afgezien van budgetbeheer;
– Er kan maar één keer in de tien jaar (!) gebruik worden gemaakt van het breed moratorium en er is geen hardheidsclausule opgenomen;
– Er is een aantal situaties waarin het College een verzoek om tussentijdse beëindiging bij de rechtbank moet indienen (artikel 6);
Zowel voor het verzoek om een breed moratorium in te stellen, als voor een verzoek om tussentijdse beëindiging van het moratorium is griffierecht verschuldigd (naar verwachting € 565 per verzoek). Deze kosten komen ten laste van de gemeente, en mogen niet verhaald worden op de boedel van de schuldenaar.