Vanaf 2008 poogt een gerechtsdeurwaarder tevergeefs een vonnis ten uitvoer te leggen door een beslag op het banktegoed van een schuldenaar. Andere mogelijkheden tot het verhaal van de schuld waren er niet. Er lag n.l. al beslag op het inkomen van betrokkene als gevolg waarvan hij nog slechts een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet overhield en hij de lopende kosten van bestaan nog moest voldoen. Betalingsruimte voor een geringe betalingsregeling bleek niet aanwezig. De deurwaarder volhardde in zijn werkwijze, de Kamer voor gerechtsdeurwaarders stelde de schuldenaar in het gelijk en veroordeelde de deurwaarder tot de maatregel van berisping. Lees hier verder.