Een inwoner van het verzorgingsgebied van Belastingsamenwerking Rivierenland ontvangt per gewone post een aanslag waterschapsbelastingen. Op een gegeven moment daarna geeft de betrokkene aan dat hij via MijnOverheid post van de overheid digitaal wil ontvangen. Omdat de aanslag niet tijdig wordt betaald, stuurt Belastingsamenwerking Rivierenland hem langs elektronische weg eerst een aanmaning en daarna een dwangbevel. De in rekening gebrachte betekeningskosten van € 66,00 zijn conform de tarieven uit de Kostenwet. Volgens Rechtbank Gelderland mag de invorderingsambtenaar de aanmaning wel, maar het dwangbevel niet uitsluitend langs elektronische weg naar de belastingschuldige verzenden. Er is namelijk geen wettelijke basis om de betekening van een dwangbevel langs elektronische weg te laten plaatsvinden. De invorderingsambtenaar gaat tegen deze uitspraak in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt op 10 juli 2018 in hoger beroep dat uit de voorwaarden die worden gesteld in art. 14 Inv. 1990 aan de envelop waarin het dwangbevel wordt verstuurd, is af te leiden dat elektronische verzending van een dwangbevel niet mogelijk is. De invorderingsambtenaar stelt vergeefs dat dwangbevelen volgens art. 45 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook elektronisch kunnen worden betekend. Dat artikel is namelijk van toepassing op een bevoegde deurwaarder en dit dwangbevel is niet door tussenkomst van een bevoegde deurwaarder betekend. Het dwangbevel is dus niet op de door de wet voorgeschreven wijze betekend en de betekeningskosten zijn ten onrechte in rekening gebracht. Het beroep van de invorderingsambtenaar wordt ongegrond verklaard.
Het Deurwaarders Collectief Nederland is content met de uitspraak van het Hof.