Wijziging Leidraad Invordering 2008

De Leidraad Invordering 2008 wordt elk halfjaar aangepast. In de Leidraad Invordering 2008 zijn de beleidsregels neergelegd waaraan de ontvanger zich bij de invordering van belastingschulden dient te houden. De laatste aanpassing is van 8 februari 2012. De belangrijkste wijzigingen worden hierna kort aan de orde gesteld.

Strafbeschikking

Per 1 juli 2011 is de strafbeschikking geïntroduceerd. De invordering daarvan is geregeld in artikel 3a van de Invorderingswet 1990.
Er zijn geen nadere beleidsregels geformuleerd met betrekking tot de invordering van de strafbeschikking.

Automatische nummerplaatherkenning
De inzet van automatische nummerplaatherkenning is gecodificeerd en uitgebreid naar alle belastingen (art. 18 Invorderingswet 1990). Dit is echter eerst mogelijk indien er sprake is van onbetaalde belastingen waarvoor een dwangbevel is betekend waarop geen betaling heeft plaatsgevonden. Daarnaast is een aantal bevoegdheden toegevoegd om het instrument optimaal te kunnen benutten. Het gaat hierbij om de volgende toevoegingen:
•    beslaglegging op alle dagen en uren van de week;
•    het betekenen van een hernieuwd bevel tot betaling aan de bestuurder van het voertuig;
•    het mogen beschikken over een executoriale titel in digitale vorm;
•    het sneller de in beslaggenomen voorwerpen mogen afvoeren.
Ter zake van dit artikel zijn geen beleidsregels gemaakt.

Bestuurdersaansprakelijkheid
Op grond van de arresten van de Hoge Raad van 4 februari 2011 en 12 augustus 2011, die handelden over de vraag of ook tijdelijke betalingsonmacht moet worden gemeld, is in de Leidraad Invordering 2008 opgenomen dat bij de beoordeling of sprake is van betalingsonmacht het begrip ‘liquide middelen’ een rol speelt. Voorts wordt gedefinieerd wat onder liquide middelen moet worden verstaan.

Informatiebeschikking
Per 1 juli 2011 is de informatiebeschikking van kracht (zie art. 52a AWR).  Ten aanzien van de informatieverplichtingen van administratieplichtigen ten behoeve van derden geldt dat de omkering van de bewijslast geen rol speelt. Indien in een dergelijke situatie sprake is van een onrechtmatig informatieverzoek kan alleen een vergoeding worden geclaimd van de gemaakte kosten die in verband met dat verzoek zijn gedaan. Dit geldt ook voor verzoeken in het kader van de Invorderingswet 1990 (zie art. 62a Invorderingswet 1990).
Ter zake van artikel 62a Invorderingswet 1990 zijn geen beleidsregels gemaakt.

Toeslagen
De voorwaarden voor een betalingsregeling voor toeslagenschulden is te vinden in artikel 7 Uitvoeringsregeling Awir. Deze voorwaarden zijn niet van toepassing indien de terugvordering van een of meer toeslagen is te wijten aan opzet of grove schuld.
Is er sprake van opzet of grove schuld, dan kan een betalingsregeling van ten hoogste 24 maanden worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
•    de belanghebbende verzoekt om een dergelijke regeling;
•    de belanghebbende of diens partner maakt aannemelijk dat zij niet meer beschikken over het ten onrechte geïnde voorschot, belichaamd in de toeslagschuld;
•    de regeling leidt tot een betaling van de volledige schuld binnen 24 maanden.

Onderstaand de genoemde de artikelen van de Invorderingswet 1990

Artikel 3a
1. De ontvanger is mede belast met de invordering van de strafbeschikking.
2.-Bij de invordering zijn de artikelen 4, 6, 9 tot en met 15, 17, 19, 20, 24, 25, 27 en 28 tot en met 30 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel 9, eerste lid, een geldboete invorderbaar is veertien dagen na de uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking.

Artikel 18
1. Op eerste vordering van ambtenaren van de rijksbelastingdienst of van opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat te doen stilstaan teneinde de tenuitvoerlegging van een dwangbevel te doen plaatsvinden. De bestuurder van het motorrijtuig is verplicht de daartoe door de in de eerste volzin bedoelde ambtenaren gegeven aanwijzingen op te volgen.
2. De tenuitvoerlegging van een dwangbevel op de voet van het eerste lid en de daaraan voorafgaande betekening van het hernieuwde bevel tot betaling kunnen, in afwijking van de artikelen 64, eerste en tweede lid, eerste volzin, en 438b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geschieden op alle dagen en uren.
3. In afwijking van artikel 14, eerste lid, kan een hernieuwd bevel tot betaling ook worden betekend aan de bestuurder van het motorrijtuig, bedoeld in het eerste lid.
4. In afwijking van artikel 434 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan machtiging van de belastingdeurwaarder ook plaatsvinden door middel van het beschikbaar stellen van de gegevens van een dwangbevel waarvan de tenuitvoerlegging op de voet van het eerste lid dient plaats te vinden.
5. Ingeval de schuld waarvoor op de voet van het eerste lid beslag is gelegd een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag te boven gaat, wordt voor de toepassing van artikel 446 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in elk geval aangenomen dat het voor het behoud van de op de voet van het eerste lid in executoriaal beslag genomen zaken redelijkerwijze noodzakelijk is dat deze zaken in gerechtelijke bewaring worden gegeven.