In een brief aan de Tweede Kamer deelt over de inwerkingtreding van genoemde wet staatssecretaris Tamara van Ark het volgende mede: “ten aanzien van de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet hebben de staatssecretaris van Financiën en ik, onder meer refererend aan de herijkte uitvoeringstoetsen van de Belastingdienst en UWV, u in onze brief van 13 februari meegedeeld dat een inwerkingtreding van de wet met ingang van 1 januari 2021 volgens alle betrokken partijen mogelijk is, mits tijdig aan de door deze partijen gestelde randvoorwaarden is voldaan”.
Tevens worden negen tussenmaatregelen aangekondigd en wel als volgt: “voor alle negen tussenmaatregelen geldt dat er grote stappen zijn gezet om deze tot uitvoering te brengen. Daar waar gevraagd werd om aanpassing van de uitvoeringspraktijk zijn alle genoemde maatregelen vanaf 1 oktober 2019 in uitvoering. Dit geldt onder meer voor het bij de inzet van de overheidsvordering en het verrekenen van toeslagen vooraf rekening houden met het bestaansminimum zoals toegelicht in de brief van 13 februari jl. Dit was oorspronkelijk voorzien voor 1 januari 2020, maar kan alsnog eerder tot uitvoering worden gebracht. Ook het UWV heeft per 1 oktober zijn beleid op onderdelen kunnen aanpassen, waardoor deze organisatie onder meer als derde beslagene zich zal conformeren aan de beslagvrije voet van de oudste beslaglegger. Ook wanneer een opvolgend beslaglegger een lagere beslagvrije voet communiceert. Beide maatregelen voorkomen dat schuldenaren met een te laag vastgestelde beslagvrije voet te maken krijgen”.