Volgens medewerkers van de belastingdienst loopt de Nederlandse schatkist al enkele jaren miljarden euro’s mis door gemiste belastinginkomsten door de nieuwe manier van Horizontaal Toezicht welke sinds 2008 bij ondernemingen is ingevoerd. Dit Horizontaal Toezicht , is gebaseerd op wederzijds vertrouwen tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige. In plaats van de controle van de belastingaangifte achteraf, richt horizontaal toezicht zich op de controle van de fiscale processen voorafgaand aan de uiteindelijke aangifte.
Dit gaat ervan uit dat de fiscus en de belastingbetaler een relatie van wederzijds vertrouwen aangaan. Vertrouwen is het uitgangspunt naast basiswaarden als transparantie, gelijkwaardigheid en erkenning van wederzijdse belangen. Dan is controle achteraf in principe niet meer nodig. Horizontaal toezicht heeft de potentie om de administratieve lastendruk van bedrijven fors te verminderen. Bovendien betekent het niet alleen een verschuiving maar ook een vermindering van toezichtsactiviteiten door de Belastingdienst, en dus een besparing voor de overheid.
Het is een feit dat belastingambtenaren achteraf nauwelijks meer de boeken van bedrijven mogen controleren. Over de nieuwe vorm van toezicht heerst onvrede. Daarbij gaat het de belastingambtenaren vooral over de wijze waarop ze van de dienst ondernemingen moeten controleren. Veel belastingambtenaren vinden op grond van hun jarenlange ervaring dat belastingheffing niet op vertrouwen gebaseerd kan zijn.
Volgens de kritische ambtenaren is de nieuwe toezichtmethode een verkapte bezuinigingsmaatregel. De Belastingdienst moet vierhonderd miljoen euro besparen, wat vijfduizend tot zesduizend van de dertigduizend banen zou kosten.De dienst zelf wijst erop dat nu nog maar een klein deel van de bedrijven onder horizontaal toezicht valt. De staatssecretaris verwees in zijn reactie op deze berichten naar het onderzoeksrapport van de commissie Stevens. Daaruit zou blijken of horizontaal toezicht effectief en efficiënt is.
De conclusies in het rapport zijn echter teleurstellend. Na anderhalf jaar onderzoek concludeert de commissie dat het “op basis van de verstrekte informatie geen antwoord kan geven op de vraag of het gevoerde beleid effectief en efficiënt is” (p. 83). De commissie heeft geen idee wat het effect van horizontaal toezicht op de belastingopbrengst is. Noch kan zij iets zeggen over de effecten op het aangiftegedrag, het betaalgedrag, het gebruik van belastingbesparende constructies, et cetera. Ook kan de commissie niet zeggen of er capaciteit is vrijgevallen bij de Belastingdienst door de nieuwe werkwijze.
Op de omvang van de gederfde inkomsten zou geen enkel zicht zijn.