De Eerste Kamer heeft op 10 mei 2011 wetsvoorstel 32315 – Verruiming van de bevoegdheid om kwijtschelding van gemeentelijke, provinciale en waterschapsbelastingen te verlenen als hamerstuk aangenomen.
Het is nu mogelijk om op decentraal niveau eigen regels vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop bij het verlenen van kwijtschelding de middelen van bestaan in aanmerking worden genomen, die afwijken van de Uitvoeringsregeling.
Met betrekking tot de kwijtschelding van decentrale belastingen voor de berekening van de betalingscapaciteit mag worden uitgegaan van kosten van bestaan die maximaal 100% van de bijstandsnorm bedragen, in plaats van de voor de kwijtschelding van rijksbelastingen op grond van de Uitvoeringsregeling geldende 90%.
Ook krijgen decentrale overheden de mogelijkheid om eigen regels te kunnen vaststellen met betrekking tot de wijze waarop het vermogen in aanmerking wordt genomen bij de verlening van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van decentrale belastingen. Deze nadere regels zullen decentrale overheden de bevoegdheid geven bij het uitvoeren van de vermogenstoets uit te gaan van maximaal de vermogensnorm in de Wet werk en bijstand.
In de eerder genoemde nadere regels zal voorts worden bepaald dat de regels voor het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding ook zullen kunnen gelden voor ondernemers, met dien verstande dat het daarbij alleen mag gaan om decentrale belastingen die géén relatie hebben met de onderneming die door de belastingplichtige wordt gedreven of het beroep dat door hem wordt uitgeoefend.
Bovenstaand staat los van de eerdere uitbreiding van het kwijtscheldingsbeleid voor ondernemers. Dit was met name bedoeld voor de kleine zelfstandige die opereerde op bijstandsniveau.