Arbeidsvoorwaarden belastingdeurwaarders onder druk

Na minister Spies, mengt ook de Amsterdamse wethouder van der Burg zich in de discussie over de salarissen van gemeente ambtenaren. Daaronder vallen dus ook de belastingdeurwaarders in dienst van gemeenten, heffings- en invorderingsambtenaren en ambtenaren van de sociale dienst.

Van den Burg vindt de voorgestelde nullijn van Spies onvoldoende en meent dat gemeenteambtenaren in 2013 best wel 1% van hun salaris kunnen inleveren.

De bonden hebben inmiddels furieus gereageerd op het voorstel, dat op 9 mei zal worden besproken. Verder is het de bedoeling om de vergoeding reiskosten woon/werk per 01 januari 2013 helemaal te schrappen. Voor belastingdeurwaarders, welke wonen in de nabijheid van hun rayon, is het aan te bevelen in het kader van “het nieuwe werken” afspraken te maken over het werken vanuit huis. Op die wijze kan er met de werkgever worden overeengekomen om de gereden kilometers als dienstreis te laten gelden. Daarvoor is, voor zover nu bekend, nog wel een vergoeding per gereden kilometer van toepassing. Voor belastingdeurwaarders die ver(der) weg van hun rayon wonen, zal dit niet kunnen en zullen de voorgestelde maatregelen tot een flinke vermindering van het besteedbare inkomen kunnen leiden.

 

De hoogte van het salaris van wethouders is afhankelijk van de grootte van de gemeente en staat niet ter discussie. Naast het salaris krijgt een wethouder een onkostenvergoeding van minimaal € 264,09 en maximaal € 614,45 bruto per maand. Als een wethouder aftreedt, heeft hij of zij op grond van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (Appa) recht op een uitkering (wachtgeld). Het wachtgeld wordt gezien als een tegemoetkoming totdat de wethouder in een andere functie een gelijkwaardig inkomen heeft bereikt. De uitkering is in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het laatst verdiende salaris. De duur van de uitkering is gelijk aan het aantal jaren dat betrokkene politiek ambtsdrager is geweest. De minimale duur van de uitkering is twee jaar en de maximale duur vier jaar.

Indien betrokkene echter ten tijde van zijn aftreden 55 jaar is en ten minste tien jaar wethouder is geweest, krijgt hij/zij de uitkering tot het tijdstip waarop de leeftijd van 65 jaar is bereikt. De reden voor het aftreden van de wethouder maakt niet uit. Als de partij van de wethouder na de verkiezingen verliest en niet meer in het college terugkomt, krijgt de wethouder wachtgeld. Maar ook de wethouder die gedurende zijn/haar ambtstermijn wordt weggestuurd, heeft recht op wachtgeld. 

Huidige Kamerleden die na de verkiezingen in september 2012  vertrekken, krijgen tien maanden korter wachtgeld. De maatregel die was afgesproken in het Kunduz-akkoord blijkt al op 01 september 2012 in te gaan. In plaats van vier jaar wachtgeld moeten de vertrekkende Kamerleden het doen met maximaal drie jaar en twee maanden. Dat is net zo lang als de maximale ww-duur. Er is nog wel een groot verschil met de “gewone” WW. Kamerleden hoeven maar drie maanden in functie te zijn geweest om twee jaar wachtgeld te krijgen. Werknemers moeten voor een vergelijkbare termijn 24 jaar in dienst zijn geweest. VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie spraken de maatregel af in april 2012. In 2010 was de wachtgeldregeling al verkort van 6 naar 4 jaar.